Lichaam/geest en de wetenschap

In ons taalgebruik is de samenhang tussen lichaam en geest heel gewoon. We maken dagelijks gebruik van 'lichaamsmetaforen' waarin lichaamsdelen belevingen uitdrukken, zoals: iets op je lever hebben, je schouders er onder zetten of lange tenen hebben. Wetenschappers hebben zich er echter lang tegen verzet. De veronderstelling dat de geest het lichaam zou kunnen beinvloeden ging er bij hen niet in. Wilhelm Reich en andere pioniers op het gebied van de lichaamsgerichte therapie kregen vanuit wetenschappelijke kringen vaak te horen dat een lichaamsgerichte benadering van mensen met geestelijke klachten belachelijk was. Maar mensen met een verstandelijke wetenschappelijke instelling klemmen zich graag vast aan het idee dat lichaam en geest twee verschillende dingen zijn. Want hoe meer je afhankelijk bent van het verstandelijk en logisch begrijpen van de werkelijkheid, hoe meer je gaat geloven dat je geest je ware ik is, en dat je lichaam een last is die je mee moet slepen. Dat gedachten, emoties en gevoelens niet alleen verstandelijke functies zijn, maar ook tot het gebied van het lichaam gerekend kunnen worden heeft men altijd moeilijk kunnen accepteren. Toch is de gedachte over de samenhang tussen lichaam en geest al duizenden jaren oud. In de Indiase-en Chinese geneeskunde gaat men er van uit dat gedachten onze gezondheid kunnen beinvloeden. Zij kennen een intelligentie aan het lichaam toe, die omgekeerd ook het verstand impulsen zal geven betreffende de meest gezonde levenshouding. In deze oosterse filosofie is alles met elkaar verbonden. Het leven wordt als volmaakt gezien. Scheidingen, splitsingen en verdeeldheid worden puur als menselijk verzinsels beschouwd.

Volgers